ECLI:NL:CRVB:2020:895
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van de Kolk
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de mate van arbeidsongeschiktheid in hoger beroep na herbeoordeling
Op 8 april 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die als productiemedewerker werkte en uitviel door elleboogklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant een WAO-uitkering toegekend, die laatstelijk per 18 mei 2006 was vastgesteld op 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid.
Appellant had verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, waarop het Uwv na een onderzoek door de CNNS een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opstelde. Het Uwv besloot op 11 oktober 2016 dat de WAO-uitkering niet zou wijzigen, wat appellant in bezwaar aanvocht. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 19 december 2019 was appellant niet aanwezig, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. drs. F.A. Steeman. Na de zitting ontving de Raad een retourmelding dat appellant was overleden. De Raad heropende het onderzoek en kondigde een nieuwe zitting aan, maar ook deze zitting werd niet bijgewoond door partijen.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De medische gegevens toonden geen toename van de beperkingen aan, en de Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat appellant medisch geschikt was voor de geselecteerde functies. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de eerdere uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.