ECLI:NL:CRVB:2020:95
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) wegens onvoldoende bewijs van oorlogsomstandigheden
Op 16 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een aanvraag had ingediend op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). De appellant, geboren in 1947, had in juni 2017 verzocht om toekenningen op grond van de AOR. Het verzoek werd afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad op 1 februari 2018, en deze afwijzing werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 22 november 2018. De reden voor de afwijzing was dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hij in oorlogsomstandigheden had verkeerd, met name in verband met ongeregeldheden in Makassar.
Tijdens de zitting op 21 november 2019, waar de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M.F. Starmans, werd het standpunt van de verweerder, vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel, besproken. De Raad oordeelde dat de beschikbare gegevens, waaronder relatiedossiers van de familie van de appellant, geen bewijs leverden voor de claim dat de appellant oorlogsomstandigheden had meegemaakt. De Raad volgde de verweerder in zijn standpunt dat er onvoldoende bewijs was dat de appellant samen met zijn familie in een KNIL-kampement in Makassar had verbleven tijdens de relevante periode.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 januari 2020.