ECLI:NL:CRVB:2021:1025
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- R.B.E. van Nimwegen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opschorting en intrekking van bijstandsrecht op basis van niet verschijnen en niet verstrekken van gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving sinds 12 september 2000 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). In juni 2019 werd zij door de gemeente Rotterdam uitgenodigd voor gesprekken en verzocht om het aanleveren van gegevens, waaronder bankafschriften. Appellante is echter niet verschenen op de gesprekken en heeft de gevraagde gegevens niet aangeleverd. Het college heeft daarop het recht op bijstand opgeschort en later ingetrokken, wat leidde tot terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten en in te trekken, omdat appellante niet tijdig de gevraagde gegevens heeft verstrekt. De Raad stelt vast dat appellante geen uitstel heeft aangevraagd en dat de termijnen die het college hanteerde niet onredelijk kort waren. De Raad komt tot de conclusie dat de persoonlijke omstandigheden van appellante, waaronder lichamelijke klachten en een arbeidsconflict, niet voldoende grond bieden om van de opschorting en intrekking af te zien. Het beroep op dringende redenen om van terugvordering af te zien is niet onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.