ECLI:NL:CRVB:2021:1088
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
Op 11 mei 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/3534 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 september 2020. In deze procedure stond de verschuldigdheid van het griffierecht centraal. Appellante is bij aangetekende brief van 22 oktober 2020 geïnformeerd over het verschuldigde griffierecht van € 131,- en is verzocht dit bedrag binnen 28 dagen te betalen. Een tweede herinnering volgde op 22 november 2020, waarin appellante wederom werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de consequenties van het niet tijdig betalen. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellante het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door rechter E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.