ECLI:NL:CRVB:2021:1143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde vergoedingen voor politieke activiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan een appellant die als fractieassistent van een politieke partij vergoedingen ontving voor het bijwonen van commissievergaderingen. De appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en stelde dat de vergoedingen die hij ontving, onkostenvergoedingen waren en derhalve niet als inkomen moesten worden aangemerkt. Het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen had echter deze vergoedingen als inkomen aangemerkt en in mindering gebracht op de bijstand, wat leidde tot een terugvordering van € 559,37 over de periode van 1 maart 2018 tot 1 augustus 2018.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de appellant ten onrechte had aangenomen dat de vergoedingen niet als inkomen moesten worden beschouwd. De Raad baseerde zijn beslissing op de interpretatie van de relevante Circulaire en de Verordening, waarin expliciet wordt gesproken over vergoedingen voor het bijwonen van vergaderingen. De Raad concludeerde dat deze vergoedingen als middelen in de zin van artikel 31 van de PW moeten worden aangemerkt en dus als inkomen in de zin van artikel 32 van de PW, wat betekent dat ze volledig op de bijstand in mindering moeten worden gebracht.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte rapportage van ontvangen vergoedingen en de gevolgen daarvan voor de bijstandsverlening. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.