ECLI:NL:CRVB:2021:1165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 8 november 2018 uitspraak deed in een geschil over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante. Appellante, die als advocaat werkte, had zich op 15 september 2015 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv had haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar appellante was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoert in wezen een herhaling zijn van wat zij eerder in beroep heeft aangevoerd. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen reden is om de medische beoordeling van het Uwv voor onjuist te houden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat voldoende rekening is gehouden met de psychische en fysieke klachten van appellante op de datum in geding. De Raad concludeert dat de door appellante ingediende medische informatie geen aanleiding geeft om het standpunt van het Uwv te herzien. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor het inschakelen van een deskundige, aangezien de medische beoordeling als juist wordt beschouwd. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, met A.M.M. Chevalier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.