In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die door zijn zorgverzekeraar ASR Ziektekostenverzekeringen als wanbetaler is aangemeld, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het CAK om hem een bestuursrechtelijke premie van € 136,67 per maand op te leggen. Het CAK heeft het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens hen geen bezwaar mogelijk is tegen de aanmelding als wanbetaler en de hoogte van de bestuursrechtelijke premie.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, met verwijzing naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat tegen de verschuldigdheid of de hoogte van de bestuursrechtelijke premie. De appellant heeft in hoger beroep zijn bezwaren herhaald, maar de Raad heeft geconcludeerd dat de gronden van de appellant niet kunnen worden beoordeeld, omdat deze betrekking hebben op de aanmelding als wanbetaler en de hoogte van de premie, waartegen geen beroep kan worden ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere oordelen van de rechtbank kunnen weerleggen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.