ECLI:NL:CRVB:2021:1200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Schoneveld
- A.L.K. Dagmar
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die eerder als productiemedewerker werkte, had zich op 24 januari 2018 ziek gemeld met diverse klachten, waaronder linkeroogklachten en hoofdpijn. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een ZW-uitkering toe, maar beëindigde deze per 13 juli 2018 op basis van een medisch onderzoek. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd. De verzekeringsarts had voldoende medische gegevens verzameld en de claim van appellant op volledige arbeidsongeschiktheid werd niet onderbouwd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn medische situatie niet goed was beoordeeld en dat er nieuwe medische informatie was die zijn klachten onderbouwde. De Raad concludeerde echter dat de nieuwe informatie geen reden gaf om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant per 13 juli 2018 in staat was zijn arbeid te verrichten. De overwegingen van de rechtbank werden onderschreven en de Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.