ECLI:NL:CRVB:2021:1393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- S. B. Smit-Colenbrander
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een gewijzigde beslissing op bezwaar van 11 mei 2020. Het Uwv had eerder een besluit genomen dat door appellant werd betwist. Tijdens de zitting op 17 januari 2019 is appellant verschenen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten. De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en een deskundige benoemd, die op 11 december 2019 een rapport heeft uitgebracht. Op 8 september 2020 heeft het Uwv aan appellant laten weten dat de wettelijke rente is vergoed. Appellant heeft op 17 oktober 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure bijna vijf jaar heeft geduurd, wat de redelijke termijn overschrijdt. De redelijke termijn voor een procedure in drie instanties mag in beginsel niet langer dan vier jaar duren. De Raad heeft geoordeeld dat de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) moet worden veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan appellant tot een bedrag van € 1.000,- wegens deze overschrijding.
De Raad heeft verder beslist dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 53,98, ter vergoeding van reiskosten. De uitspraak is gedaan door S. B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2021.