ECLI:NL:CRVB:2021:1405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Limburg
Op 3 juni 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/93 WAO. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg, die op 3 december 2020 in de zaak met nummer 20/2426 had geoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een doorbreking van het wettelijk appelverbod rechtvaardigen. Dit betekent dat de Raad kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het door appellante ingestelde hoger beroep. De Raad heeft dan ook zonder verder onderzoek beslist dat het hoger beroep niet ontvankelijk is.
De uitspraak van de rechtbank Limburg was een beslissing als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.