ECLI:NL:CRVB:2021:1405

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
21/93 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Limburg

Op 3 juni 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/93 WAO. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg, die op 3 december 2020 in de zaak met nummer 20/2426 had geoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een doorbreking van het wettelijk appelverbod rechtvaardigen. Dit betekent dat de Raad kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het door appellante ingestelde hoger beroep. De Raad heeft dan ook zonder verder onderzoek beslist dat het hoger beroep niet ontvankelijk is.

De uitspraak van de rechtbank Limburg was een beslissing als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 juni 2021
21/93 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 december 2020, 20/2426 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank beslist op het beroep van appellante tegen een beslissing van het Uwv. De aangevallen uitspraak is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante heeft hiertegen bij de rechtbank verzet ingediend.
In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb, is bepaald dat tegen een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, geen hoger beroep kan worden ingesteld.
Verder is niet gebleken van feiten en omstandigheden die een doorbreking van het wettelijk appelverbod zouden kunnen rechtvaardigen.
De Raad is dan ook kennelijk onbevoegd om van het door appellante ingestelde hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2021.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) T. Hemelrijk-van den Oudenalder
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
IvR