ECLI:NL:CRVB:2021:1406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Limburg
Op 3 juni 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/846 WAO. Deze uitspraak betreft een hoger beroep van appellante tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank Limburg had eerder op 23 februari 2021 in de zaak met nummer 20/2841 een uitspraak gedaan, waartegen appellante verzet had aangetekend. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak vastgesteld dat de rechtbank Limburg een uitspraak heeft gedaan als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb is het niet mogelijk om hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die een doorbreking van het wettelijk appelverbod zouden rechtvaardigen. Hierdoor verklaart de Centrale Raad van Beroep zich kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van griffier T. Hemelrijk-van den Oudenalder, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.