ECLI:NL:CRVB:2021:1442

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
20/3423 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag plaatsing in functie Gespecialiseerd Medewerker A en waarnemingstoelage

Op 17 juni 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de korpschef van politie. Appellante, werkzaam bij de politie sinds 1 december 2001, had een aanvraag ingediend om geplaatst te worden in de functie van Gespecialiseerd Medewerker A op basis van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). Deze aanvraag werd afgewezen door de korpschef, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.

De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag in rechte standhoudt. Appellante had eerder waarnemingen van de functie van Gespecialiseerd Medewerker A, maar de Raad concludeerde dat de waarnemingstoelage niet voldoende was om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor de RAAF was voldaan. De feitelijke werkzaamheden van appellante gaven geen blijk van het uitoefenen van de kern van de gevraagde functie. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat appellante niet redelijkerwijs kon afleiden dat de korpschef haar zonder meer zou plaatsen in de gewenste functie.

Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.3423 AW

Datum uitspraak: 17 juni 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 september 2020, 19/5084 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. drs. M. Hendriks hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. Hendriks. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Wegen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, sinds 1 december 2001 werkzaam bij de politie, is met ingang van 1 juli 2016
geplaatst in de functie van Administratief Secretarieel Medewerker, gewaardeerd in salarisschaal 6.
1.2.
Bij opeenvolgende besluiten heeft de korpschef appellante van 1 januari 2016 tot 1 juli
2018 belast met de waarneming van de functie van Gespecialiseerd Medewerker A, salarisschaal 7, onder toekenning van een maandelijkse toelage van 100% van het verschil tussen haar huidige schaal en schaal 7.
1.3.
Op 3 januari 2018 heeft appellante een aanvraag ingediend om op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF) te worden geplaatst in de functie van Gespecialiseerd Medewerker A. Bij besluit van 19 april 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 23 juli 2019 (bestreden besluit), is afwijzend beslist op het verzoek.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen
uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De afwijzing van de aanvraag van appellante houdt in rechte stand. De Raad verwijst naar zijn uitspraken van 10 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3156, ECLI:NL:CRVB:2020:3157 en ECLI:NL:CRVB:2020:3534. Appellante heeft, na schriftelijk gewezen te zijn op deze uitspraken, aangevoerd dat in die zaken geen sprake was van een waarnemingstoelage. Naar het oordeel van de Raad is de omstandigheid van een waarnemingstoelage niet voldoende om te concluderen dat aan de voorwaarden voor toepassing van de RAAF is voldaan. Uit de toetsing van de feitelijke werkzaamheden van appellante is namelijk niet gebleken dat zij de kern van de gevraagde LFNP-functie uitoefent. Ook kon en mocht zij uit de waarnemingsbesluiten redelijkerwijs niet afleiden dat de korpschef haar in het kader van de RAAF zonder meer zou plaatsen in de functie van Gespecialiseerd Medewerker A.
4.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2021.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) M. Stumpel