ECLI:NL:CRVB:2021:1489

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
19/1645 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsverlening wegens niet-naleving van inlichtingenverplichting in verband met gokactiviteiten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de intrekking van bijstandsverlening aan appellanten, die in bezwaar en beroep hebben aangevoerd dat appellant een verslavingsprobleem heeft en dat hij uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank had eerder het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen ongegrond verklaard. Het college had de bijstand van appellanten met ingang van 1 januari 2016 ingetrokken, omdat appellant gokactiviteiten had verricht en geen melding had gemaakt van de ontvangen bedragen, wat leidde tot schending van de inlichtingenverplichting.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van hun gokactiviteiten en de ontvangen bedragen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of en in hoeverre appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad benadrukt dat het aan de betrokkene is om aannemelijk te maken dat hij recht had op bijstand, indien hij wel aan de inlichtingenverplichting had voldaan. Aangezien appellant zijn gokactiviteiten niet nader heeft geconcretiseerd en de omvang ervan niet heeft onderbouwd, blijft onduidelijk wat de omvang van zijn gokactiviteiten en gokopbrengsten zijn geweest. Daarom kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

19.1645 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 februari 2019, 18/1461 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
Datum uitspraak: 18 mei 2021
Zitting heeft: G.M.G. Hink
Griffier: R. de Haas
Partijen zijn ter zitting niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 13 september 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 mei 2018 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellanten met ingang van 1 januari 2016 ingetrokken. Het college heeft de bijstand ingetrokken op grond van – voor zover hier van belang – het volgende. Appellant heeft gokactiviteiten verricht, een bedrag van € 4.500,- contant ontvangen en van zijn zoon wisselende bedragen contant en via zijn bankrekening ontvangen. Tevens zijn op de en/of bankrekening van appellanten aanzienlijke bedragen gestort. Door van het voorgaande geen melding te maken, hebben appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting geschonden. Het recht op bijstand kan daardoor niet worden vastgesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat appellant een verslavingsprobleem heeft en dat hij uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven. Appellant kan om die reden slechts verweten worden dat hij niet direct openheid van zaken heeft gegeven.
4. Niet in geschil is dat appellant gokactiviteiten heeft verricht. Door hiervan geen melding te maken, hebben appellanten hun inlichtingenverplichting geschonden.
5. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre appellant verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
6. Appellant heeft zijn gokactiviteiten niet nader geconcretiseerd en de omvang ervan niet nader onderbouwd, zodat volstrekt onduidelijk is gebleven wat de omvang van zijn gokactiviteiten en zijn gokopbrengsten zijn geweest. Gelet alleen al daarom is het recht op bijstand van appellanten, anders dan hij heeft aangevoerd, niet vast te stellen.
7. Uit 3 tot en met 6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R. de Haas (getekend) G.M.G. Hink