ECLI:NL:CRVB:2021:1582

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
18/3379 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-aanvraag wegens arbeidsvermogen en zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die een Wajong-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de conclusie dat appellante arbeidsvermogen had. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De Centrale Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Appellante, geboren in 1998, had klachten gerapporteerd die verband hielden met elektromagnetische straling, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde dat er geen wetenschappelijke onderbouwing was voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid op basis van deze klachten. De Raad oordeelt dat appellante in staat is om vier uur per dag te werken en dat de door haar genoemde klachten niet kunnen worden toegeschreven aan een ziekte of gebrek. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat zij beschikt over basale werknemersvaardigheden en in staat is om taken in een arbeidsorganisatie uit te voeren. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve onderbouwing van klachten en beperkingen in het kader van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

18.3379 WAJONG

Datum uitspraak: 1 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 mei 2018, 17/2459 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van videobellen plaatsgevonden op 22 april 2021. Voor appellante is verschenen mr. Van Dorsselaer-Spapen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren op [geboortedag] 1998, heeft met een door het Uwv op 6 april 2017
ontvangen formulier een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellante overgevoelig is voor elektromagnetische velden afkomstig van wifi, gsm, G4 netwerk etc. Bij de aanvraag is onder meer een ontwikkelingsperspectiefplan van de Ambelt gevoegd en algemene informatie over stralingsziekte. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 20 juni 2017 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat appellante arbeidsvermogen heeft.
1.2.
Bij besluit van 5 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 20 juni 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is en dat de belastbaarheid van appellante op navolgbare wijze is weergegeven in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 oktober 2017. Appellante wordt in staat geacht om vier uur per dag werkzaamheden te verrichten en een uur aaneengesloten te werken. In verband met het fenomeen electrohypersensitiviteit (EHS) heeft appellante alleen stukken overgelegd die niet op haar persoon betrekking hebben. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dan ook terecht geen reden gezien om meer beperkingen aan te nemen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat louter een diagnose niet bepalend is maar dat het moet gaan om geobjectiveerde beperkingen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en dat zij in staat is om de taken inpakken (nummer 2201) en invoeren van gegevens (nummer 1601) te verrichten.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij klachten heeft als gevolg van
elektromagnetische straling. De klachten ontstaan door klachtenhoogfrequente velden als wifi, DECT-telefoon, zendmasten (3g en 4g) en van laagfrequente velden, netvervuiling en magnetische velden. Omdat appellante ook angst ervaart voor de blootstelling aan straling heeft zij belemmeringen in het persoonlijk en sociaal functioneren. De primaire verzekeringsarts heeft de stralingsklachten erkend als aandoening maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet. Voor deze wijziging heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen nadere motivering gegeven. Ook het onderzoek is onzorgvuldig. Volgens appellante is in het verleden in andere procedures (inzake de Ziektewet en wet WIA) wel ziekte of arbeidsongeschiktheid aangenomen vanwege gevoeligheid voor elektromagnetische staling. Ook in dit geval bestaat daar aanleiding toe. Daarbij is van belang dat de anamnese van appellante consistent is, op grond waarvan de primaire verzekeringsarts beperkingen heeft aangenomen. Het Uwv had in dit geval dezelfde benadering moeten hanteren als bij SOLK. Bij deze benadering wordt wel gekeken naar de klachten en beperkingen ongeacht de gestelde oorzaak. De rechtbank gaat er ten onrechte vanuit dat appellante ter verkrijging van een stralingsarme omgeving een voorziening aan kan vragen. De door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde taken worden in ieder geval niet verricht in een stralingsarme omgeving.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
4.1.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of appellante arbeidsvermogen had op [geboortedag] 2016, de dag dat zij achttien jaar is geworden. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of voldaan is aan de voorwaarden dat appellante:
-geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
-niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur en
-niet ten minste vier uur per dag belastbaar is
.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest, wordt gevolgd. Dit geldt ook voor het oordeel dat geen aanleiding is te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hij was bekend met de klachten van appellante als gevolg van ADD en haar gewrichtsklachten en hij heeft genoegzaam onderbouwd dat appellante in staat is om een uur aaneengesloten te werken. Ook zijn oordeel over het belastbaar zijn gedurende tenminste vier uur per dag wordt gevolgd. De stelling van appellante dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte voorbij is gegaan aan haar stralingsklachten, wordt niet gevolgd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dit verband naar voren gebracht dat er geen enkele wetenschappelijke onderbouwing bestaat om aan te nemen dat arbeidsongeschiktheid het gevolg kan zijn van elektromagnetische straling/ hoogfrequente velden. Dit standpunt wordt onderschreven, zodat de door appellante gestelde klachten niet kunnen worden toegeschreven aan een ziekte of gebrek. Gelet hierop kan geen contra-indicatie worden aangenomen voor het werken met computers. Evenmin bestaat er reden appellante te volgen in de overige door haar gestelde belemmeringen in arbeidsparticipatie. In wat appellante naar voren heeft gebracht wordt geen reden gezien voor een ander oordeel. Uit de door appellante voorafgaand aan het primaire besluit overgelegde stukken blijkt geen onderbouwing dat haar klachten het gevolg zijn van straling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd waarom de primaire verzekeringsarts niet gevolgd kan worden in zijn standpunt. Van een motiveringsgebrek is dan ook geen sprake en de voorwaarde voor het werken in een stralingsarme omgeving is in bezwaar dan ook terecht komen te vervallen.
4.4.
Ook de door appellante genoemde SOLK benadering leidt er niet toe dat haar belemmeringen in arbeidsparticipatie onjuist zijn vastgesteld. Nog daargelaten dat deze diagnose niet bij appelante is gesteld geldt ook bij SOLK dat klachten moeten kunnen worden geobjectiveerd. Het bestaan van een aparte werkwijze of benadering bij deze aandoening, die ook gevolgd zou moeten worden bij stralingsklachten, heeft appellante niet onderbouwd.
4.5.
De stelling van appellante dat het Uwv in het verleden wel beperkingen heeft aangenomen op basis van elektromagnetische straling heeft appellante niet nader onderbouwd met concrete voorbeelden. Voor het aannemen van een schending van het gelijkheidsbeginsel bestaat dan ook geen aanleiding.
4.6.
Appellante heeft niet gemotiveerd betwist dat zij beschikt over basale werknemersvaardigheden.
4.7.
Geoordeeld wordt dat de arbeidsdeskundigen voldoende hebben onderbouwd dat appellante in staat is een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat de geselecteerde taken ‘inpakken (2201)’ en ‘invoeren van gegevens (1601)’ fysiek lichte werkzaamheden betreffen en dat geen sprake is van (onder meer) ontoelaatbare geluidsprikkels. Uit wat in 4.3 is overwogen blijkt dat voor appellante geen noodzaak bestaat voor een stralingsarme werkomgeving. Er wordt dan ook niet meer toegekomen aan de vraag of de rechtbank een dergelijke werkomgeving terecht heeft aangemerkt als een mogelijk te treffen voorziening.
4.8.
De rechtbank heeft het Uwv terecht gevolgd in zijn standpunt dat appellante op de in geding zijnde datum beschikte over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken.
4.9.
De overwegingen in 4.3 tot en met 4.8 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2021.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) B.V.K. Louw