ECLI:NL:CRVB:2021:1673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant, die sinds 1 december 2008 arbeidsongeschikt is. Appellant, die als parkeercontroleur werkte, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na herbeoordelingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bevindingen van de deskundige correct heeft vertaald in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 februari 2019. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De verzekeringsarts heeft overtuigend gemotiveerd dat appellant in staat is om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks de door de deskundige geconstateerde beperkingen. De Raad concludeert dat de beëindiging van de WGA-uitkering terecht is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van deskundigen in het proces van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijk deskundige in te schakelen, aangezien de medische beoordeling door het Uwv als juist wordt beschouwd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten aan de orde.