ECLI:NL:CRVB:2021:1692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand door niet voldoen aan inlichtingen- en medewerkingsverplichting
In deze zaak heeft appellante op 7 februari 2018 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet (PW). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat appellante niet voldeed aan haar inlichtingen- en medewerkingsverplichting. Appellante heeft verzuimd om de gevraagde documenten, waaronder bankafschriften en verklaringen over haar financiële situatie, te overleggen. Ondanks meerdere verzoeken van het college om deze stukken aan te leveren, heeft appellante dit nagelaten. Het college heeft de aanvraag op 18 september 2018 afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld zonder de benodigde informatie.
De rechtbank Rotterdam heeft de beslissing van het college bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar financiële situatie en dat de gevraagde stukken essentieel waren voor de beoordeling van haar aanvraag. De Raad oordeelde dat appellante niet kon aantonen dat zij redelijkerwijs niet over de gevraagde stukken kon beschikken, en dat haar persoonlijke omstandigheden niet afdoen aan haar verplichting om volledige openheid van zaken te geven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door M. van Paridon, met Y.S.S. Fatni als griffier, op 13 juli 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.