ECLI:NL:CRVB:2021:17
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellant, die sinds 7 september 2015 arbeidsongeschikt is door psychische klachten, had een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, die door het Uwv was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 77,19%. Het Uwv had in eerdere besluiten en rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen gemotiveerd dat appellant voldoende beperkingen waren erkend in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 augustus 2017. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd gesteld dat er geen aanleiding was voor meer beperkingen dan reeds waren aangenomen.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank en het Uwv niet adequaat hebben gereageerd op zijn stelling dat hij door trillende handen niet in staat is tot fijn-motorische werkzaamheden. Appellant heeft nieuwe medische informatie overgelegd die een verdenking op Ménière of een auto-immuun aandoening suggereert, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat deze aandoeningen niet relevant zijn voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op de datum in geding. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv onderschreven en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de FML aan te passen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.