ECLI:NL:CRVB:2021:1779

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
19/4824 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 19/4824 WLZ. Het hoger beroep was ingesteld door het CIZ, dat later op 5 januari 2021 het hoger beroep heeft ingetrokken. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H. Jansen, heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat, volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het CIZ veroordeeld moet worden in de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 748,- voor verleende rechtsbijstand en € 8,58 voor reiskosten, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 756,58. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter H. Benek en griffier K.R. van Renswoude.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 juli 2021
19/4824 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 25 oktober 2019, 18/763 (aangevallen uitspraak).
Partijen:
CIZ (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 5 januari 2021 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. H.H. Jansen, advocaat, verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 25 maart 2021 heeft betrokkene daarop gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 748,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De reiskosten die betrokkene heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank komen tot een bedrag van € 8,58 voor vergoeding in aanmerking.
In de bijlage bij het Bpb is een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegekend. In vergoeding van de te betalen eigen bijdragen, zoals door de gemachtigde van betrokkene is verzocht, is daarbij niet voorzien. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 756,58.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2021.
(getekend) H. Benek
(getekend) K.R. van Renswoude
ew