ECLI:NL:CRVB:2021:1779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 19/4824 WLZ. Het hoger beroep was ingesteld door het CIZ, dat later op 5 januari 2021 het hoger beroep heeft ingetrokken. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H. Jansen, heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat, volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het CIZ veroordeeld moet worden in de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 748,- voor verleende rechtsbijstand en € 8,58 voor reiskosten, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 756,58. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter H. Benek en griffier K.R. van Renswoude.