ECLI:NL:CRVB:2021:2213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor verhuiskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor een financiële maatwerkvoorziening in de vorm van een verhuiskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens het advies van het Indicatie adviesbureau Amsterdam (IAB) geen medische noodzaak was voor een verhuizing. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en vastgesteld dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door het college op goede gronden was gedaan en dat het advies van het IAB zorgvuldig was opgesteld. De appellant had geen medische informatie overgelegd die zijn standpunt kon onderbouwen, en zijn stellingen over het spreekuur bij het IAB werden niet als overtuigend beschouwd.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.