ECLI:NL:CRVB:2021:2299
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij maatschappelijke deelname en zelfstandig leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel van 24 april 2020. De zaak betreft de aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening ter ondersteuning bij maatschappelijke deelname en zelfstandig leven in de vorm van zorg in natura. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had deze aanvraag afgewezen, omdat het college van mening was dat appellante niet in staat was om de aan het persoonsgebonden budget (pgb) verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep werd bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat appellante niet in staat is tot verantwoord budgethouderschap. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen van een consulent na een gesprek met appellante op 9 augustus 2017 en op een medisch advies van SCIO Consult van 1 september 2016. De consulent concludeerde dat appellante niet in staat is om de verantwoordelijkheden die bij het pgb komen kijken, adequaat te dragen. Dit werd onderbouwd door de constatering dat appellante moeite heeft met het opbouwen van een goede relatie met zorgverleners en dat zij veelvuldig van zorgaanbieder is gewisseld.
De medische beoordeling wees op beperkingen in de intellectuele functies van appellante, die zich uiten in stemmings- en angstproblematiek. Deze problemen leiden tot een gebrek aan overzicht en een verhoogde kans op verbale agressie in complexe situaties. De arts van SCIO Consult concludeerde dat appellante niet in staat is om haar administratie en financiën zelfstandig te beheren, en dat er geen verbetering in haar situatie te verwachten is. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellante verworpen, waarbij werd vastgesteld dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die tot een ander oordeel hadden moeten leiden.