ECLI:NL:CRVB:2021:2299

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
20/2100 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij maatschappelijke deelname en zelfstandig leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel van 24 april 2020. De zaak betreft de aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening ter ondersteuning bij maatschappelijke deelname en zelfstandig leven in de vorm van zorg in natura. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had deze aanvraag afgewezen, omdat het college van mening was dat appellante niet in staat was om de aan het persoonsgebonden budget (pgb) verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep werd bevestigd.

De Raad heeft vastgesteld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat appellante niet in staat is tot verantwoord budgethouderschap. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen van een consulent na een gesprek met appellante op 9 augustus 2017 en op een medisch advies van SCIO Consult van 1 september 2016. De consulent concludeerde dat appellante niet in staat is om de verantwoordelijkheden die bij het pgb komen kijken, adequaat te dragen. Dit werd onderbouwd door de constatering dat appellante moeite heeft met het opbouwen van een goede relatie met zorgverleners en dat zij veelvuldig van zorgaanbieder is gewisseld.

De medische beoordeling wees op beperkingen in de intellectuele functies van appellante, die zich uiten in stemmings- en angstproblematiek. Deze problemen leiden tot een gebrek aan overzicht en een verhoogde kans op verbale agressie in complexe situaties. De arts van SCIO Consult concludeerde dat appellante niet in staat is om haar administratie en financiën zelfstandig te beheren, en dat er geen verbetering in haar situatie te verwachten is. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellante verworpen, waarbij werd vastgesteld dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die tot een ander oordeel hadden moeten leiden.

Uitspraak

20 2100 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 april 2020, 19/1230 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
Datum uitspraak: 9 september 2021

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S. Yaprak, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2021. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Yaprak. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door I. te Brinke.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 20 mei 2019 (bestreden besluit) heeft het college, beslissend op het bezwaar tegen het besluit van 18 september 2017, de verstrekking van de maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij maatschappelijke deelname en ondersteuning bij het zelfstandig leven in de vorm van zorg in natura, in stand gelaten. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat het college appellante niet in staat acht de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat appellante niet in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Daarbij heeft het college zich mogen baseren op de bevindingen van de consulent naar aanleiding van het gesprek op 9 augustus 2017 en op het medisch advies van SCIO Consult van 1 september 2016. De consulent heeft na het gesprek en na dossieronderzoek geconcludeerd dat appellante niet in staat is tot verantwoord budgethouderschap. Zij kan de verantwoordelijkheid voor de administratieve taken en het zorgdragen voor de kwaliteit en goede ondersteuning, niet dragen. Daarbij heeft de consulent betrokken dat appellante niet in staat is geweest een goede relatie met haar begeleider(s) op te bouwen, omdat zij veelvuldig van zorgaanbieder is gewisseld. Ook de huidige, door appellante aangedragen zorgaanbieder, biedt geen goede ondersteuning bij zelfstandig leven. Omdat appellante een beperkt sociaal leven heeft, kan niet worden verwacht dat het budgethouderschap overgenomen kan worden. De arts van SCIO Consult heeft geconcludeerd dat de psychische klachten van appellante zich uiten in een beperking van de intellectuele functies in combinatie met stemmings- en angstproblematiek. Deze uit zich in moeite met het adequaat omgaan met problemen en oplossingen en het zich adequaat in de diverse situaties kunnen uiten. Het wordt voor appellante snel complex en dan verliest zij het overzicht en reageert zij verbaal agressief. De arts heeft aangenomen dat appellante als gevolg van deze problematiek beperkingen heeft ten aanzien van lezen, schrijven en rekenen, het oplossen van problemen en het nemen van besluiten, het regelen van de administratie en het zelfstandig beheren van de financiën. Volgens de arts is ten aanzien van deze beperkingen geen afname te verwachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van de beoordeling door SCIO Consult. Appellante heeft haar stelling dat het beter met haar zou gaan en dat zij in staat zou zijn zaken in het leven zelf te regelen en beheren niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. Dat aan appellante eerder wel een pgb is verstrekt, leidt evenmin tot een ander oordeel. Het college heeft ter zitting toegelicht dat aan deze toekenning een zeer summier onderzoek ten grondslag lag en dat dit niet was gebaseerd op een medisch advies. Appellante heeft verder geen persoon uit haar sociaal netwerk die haar kan ondersteunen bij het beheer van een pgb.
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat de rechtbank de bezwaren onvoldoende heeft afgewogen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en voldoende gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2021.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) R. van Doorn