In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 44,53%. Appellante, die lijdt aan het Multipele Endocriene Neoplasie Syndroom type 2, heeft zich op 7 januari 2015 ziekgemeld en heeft sindsdien een WIA-uitkering aangevraagd. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar arbeidsongeschiktheid onjuist is vastgesteld en dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft erkend. De Raad heeft een deskundige benoemd, verzekeringsarts L. Greveling-Fockens, die op 5 mei 2021 een rapport heeft uitgebracht. Deze deskundige heeft de beperkingen van appellante opnieuw beoordeeld en de FML aangepast. De Raad oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op 44,53% en dat de door de deskundige voorgestelde aanvullende beperkingen correct zijn overgenomen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.150,26 bedragen, inclusief griffierechten.