ECLI:NL:CRVB:2021:2388

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
20/2729 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.B.A. Willering, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar Wajong-uitkering. De appellante heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 augustus 2020 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van het hoger beroep moet worden veroordeeld. De rechtbank had eerder bepaald dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, en de uitkomst daarvan was nog niet vaststaand op het moment van intrekking van het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante met het nieuwe besluit van 12 augustus 2020 een Wajong-uitkering is toegekend, wat betekent dat zij volledig tegemoet is gekomen. Desondanks heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv ook verantwoordelijk is voor de proceskosten die zijn gemaakt in het hoger beroep. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 1.122,-, bestaande uit € 748,- voor het indienen van het hoger beroepschrift en € 374,- voor een schriftelijke zienswijze in de eerdere procedure. De appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, met H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 september 2021
20/2729 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht
in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
24 juni 2020, 19/2760 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 12 augustus 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 14 augustus 2020 heeft mr. Willering namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv volgens haar met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 augustus 2020 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Anders dan het Uwv betoogt, bestaat er aanleiding om het Uwv te vooroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen. De uitkomst van dat nieuwe besluit stond nog niet vast. Appellante heeft hoger beroep ingesteld met onder andere de beroepsgrond dat de rechtbank zelf in de zaak had moeten voorzien. Pas met het nieuwe besluit van 12 augustus 2020 is het primaire besluit herroepen en aan appellante een Wajong-uitkering toegekend. Op dat moment is volledig tegemoetgekomen aan appellante.
Tevens bestaat aanleiding om het Uwv, naast de proceskostenveroordeling in de aangevallen uitspraak, te veroordelen in de proceskosten van het beroep tot een extra halve punt voor het indienen van een tweede schriftelijke zienswijze bij de rechtbank. Het ligt voor de hand dit verzoek uit praktische overwegingen te beoordelen bij het 8:75a-verzoek en appellante niet af te rekenen op het intrekken van het hoger beroep en daarmee de beroepsgrond tegen de proceskostenveroordeling van de rechtbank.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 748,- (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift) in hoger beroep en € 374,-
(0,5 punt voor een schriftelijke zienswijze) in beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal dus € 1.122,-. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.122,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2021.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) H. Alajai
GdJ