ECLI:NL:CRVB:2021:2585

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
20/3796 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake ouderdomspensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 20 juli 2020. Verzoeker, die in Marokko woont, had het verzoek om herziening ingediend, maar heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die vóór de eerdere uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoeker niet is toegestaan om een hernieuwde discussie te voeren over de eerdere uitspraak. De eerdere uitspraak betrof een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) waarin het bezwaar tegen een pensioenoverzicht niet ontvankelijk was verklaard vanwege een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek wel aangegeven dat hij ernstig ziek is en soms een zwervend bestaan leidt, maar deze omstandigheden voldoen niet aan de strikte voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen. Ten overvloede is opgemerkt dat aan verzoeker op 27 maart 2019 een ouderdomspensioen is toegekend, waartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend.

Uitspraak

20.3796 AOW-PV

Datum uitspraak: 14 oktober 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 20 juli 2020, 19/3247
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] , Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Griffier: B.H.B. Verheul
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Partijen zijn, de Svb met bericht van verhindering, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Bij de uitspraak van 20 juli 2020 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2019, 18/7150, bevestigd. Inhoudelijk ging het over een besluit van de Svb waarin het bezwaar tegen een pensioenoverzicht niet ontvankelijk was verklaard, wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
1.2.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn herzieningsverzoek – kort samengevat – naar voren gebracht dat hij ernstig ziek is, soms een zwervend bestaan leidt en door zijn zuster wordt geholpen.
2.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 23 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1360) dient het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe om een hernieuwde discussie over de desbetreffende uitspraak te voeren of te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen. Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte, cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
2.3.
Verzoeker heeft bij het verzoek om herziening geen feiten of omstandigheden genoemd die vóór de uitspraak niet bij hem bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Verzoeker beoogt in feite een hernieuwde discussie over de uitspraak van de Raad 7 juli 2020. Uit wat in 2.2 is overwogen volgt dat het middel van herziening daar niet toe kan strekken.
2.4.
Uit 2.1 tot en met 2.3 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
2.5.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat aan verzoeker, in een besluit van 27 maart 2019, een ouderdomspensioen is toegekend. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
Waarvan proces-verbaal.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) B.H.B. Verheul