ECLI:NL:CRVB:2021:2623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering IOAW-uitkering na herziening in verband met inkomsten uit arbeid en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de terugvordering van een IOAW-uitkering van appellant, die zijn inkomsten uit arbeid niet had doorgegeven aan het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Het dagelijks bestuur had de uitkering van appellant herzien over de periode van 1 april 2017 tot en met 11 februari 2018, omdat appellant in strijd met zijn inlichtingenverplichting had gehandeld. De terugvordering betrof een bedrag van € 7.516,53, dat was gebaseerd op de onterecht verstrekte IOAW-uitkering.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant stelde dat hij nooit was geïnformeerd door het dagelijks bestuur over de verplichting om zijn inkomsten uit nulurencontracten door te geven. De Raad oordeelde echter dat het appellant redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat deze inkomsten invloed konden hebben op zijn recht op of de hoogte van zijn IOAW-uitkering. De Raad liet in het midden of het dagelijks bestuur appellant specifiek had moeten informeren over de verplichting om deze inkomsten door te geven, maar concludeerde dat appellant dit onverwijld uit eigen beweging had moeten doen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.