ECLI:NL:CRVB:2021:2851
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking in hoger beroep bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om wraking van de behandelend rechter, E.J.J.M. Weyers, door verzoeker. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2020, waarin de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betrokken was. Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 28 juli 2021 diende verzoeker kort voor de zitting een wrakingsverzoek in, omdat hij meende dat de behandelend rechter ten onrechte geen onafhankelijk deskundige had benoemd voor het instellen van een onderzoek, zoals voorgeschreven in artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De behandelend rechter heeft echter aangegeven niet in de wraking te berusten en is niet verschenen op de zitting van 11 oktober 2021, waar verzoeker ook niet aanwezig was.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden toegewezen als er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De Raad stelt vast dat de wrakingsgrond van verzoeker niet kan worden geaccepteerd, omdat de beslissing om al dan niet een deskundige in te schakelen pas na behandeling van de zaak ter zitting kan worden genomen. De Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat wraking niet bedoeld is als een rechtsmiddel tegen procedurele of inhoudelijke beslissingen van de rechters. De Raad concludeert dat er geen sprake is van vooringenomenheid van de rechter en wijst het verzoek om wraking af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.