ECLI:NL:CRVB:2021:3065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdige indiening van het beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door drs. L. Rox, die als bewindvoerder optreedt voor de appellant. De rechtbank had op 25 september 2020 een uitspraak gedaan, welke op 2 oktober 2020 aan partijen was verzonden. De appellant heeft echter het beroepschrift pas op 4 januari 2021 ingediend, wat volgens de Centrale Raad van Beroep niet tijdig was. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De rechtbank had de uitspraak op 24 november 2020 opnieuw verzonden naar de bewindvoerder, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw aanvangt. De bewindvoerder stelde dat de brief met de uitspraak niet op het juiste adres was aangeboden, maar de Centrale Raad oordeelde dat dit geen reden was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De bewindvoerder had na kennisname van de uitspraak op 25 november 2020 tot en met 9 december 2020 de tijd om hoger beroep in te stellen. Aangezien het beroepschrift pas op 4 januari 2021 was ingediend, werd het hoger beroep als niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.