ECLI:NL:CRVB:2021:3065

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
21/23 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van het beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Midden-Nederland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door drs. L. Rox, die als bewindvoerder optreedt voor de appellant. De rechtbank had op 25 september 2020 een uitspraak gedaan, welke op 2 oktober 2020 aan partijen was verzonden. De appellant heeft echter het beroepschrift pas op 4 januari 2021 ingediend, wat volgens de Centrale Raad van Beroep niet tijdig was. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De rechtbank had de uitspraak op 24 november 2020 opnieuw verzonden naar de bewindvoerder, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw aanvangt. De bewindvoerder stelde dat de brief met de uitspraak niet op het juiste adres was aangeboden, maar de Centrale Raad oordeelde dat dit geen reden was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De bewindvoerder had na kennisname van de uitspraak op 25 november 2020 tot en met 9 december 2020 de tijd om hoger beroep in te stellen. Aangezien het beroepschrift pas op 4 januari 2021 was ingediend, werd het hoger beroep als niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 december 2021
21/23 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
25 september 2020, 20/748 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de RDWI

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft drs. L. Rox, in de hoedanigheid van bewindvoerder, hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 2 oktober 2020 per aangetekende post in afschrift aan partijen toegezonden.
Aangezien de rechtbank deze uitspraak op 24 november 2020 retour heeft ontvangen met de mededeling “niet afgehaald”, heeft de rechtbank op diezelfde dag nogmaals een afschrift van de uitspraak aan de bewindvoerder van appellant gezonden. Daarbij is de bewindvoerder van appellant er op gewezen dat de in de aangetekende brief vermelde termijn niet opnieuw aanvangt.
Het beroepschrift is op 4 januari 2021 ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 14 januari 2021 is aan de bewindvoerder van appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De bewindvoerder van appellant heeft daarop bij brief van 20 januari 2021 geantwoord dat de brief met de aangevallen uitspraak niet op het adres van de bewindvoerder is aangeboden door PostNL. Navraag bij PostNL heeft duidelijk gemaakt, dat deze brief bij de postafdeling van supermarkt Jumbo is afgegeven. Dit is heel vreemd, omdat de Jumbo sinds de zomer geen zakelijke postbussen meer faciliteert: die zijn nu op een ander adres ondergebracht.
Wat de bewindvoerder van appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In situaties waarin een aangetekend stuk niet wordt afgehaald, geldt in beginsel het uitgangspunt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening en risico komt van de partij die hoger beroep instelt. Ook indien, gelet op wat de bewindvoerder van appellant heeft aangevoerd, daarover in dit geval anders zou moeten worden geoordeeld, kan dit de bewindvoerder van appellant niet baten. In het geval dat een besluit, zoals hier, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt en de belanghebbende als gevolg van een hem niet toe te rekenen omstandigheid het besluit pas later onder ogen heeft gekregen, wordt in het algemeen een termijn van twee weken gegund om alsnog bezwaar te maken of beroep in te stellen wil de termijnoverschrijding verschoonbaar zijn. De bewindvoerder van appellant had, na kennisname van de uitspraak op 25 november 2020, tot en met 9 december 2020 de tijd om alsnog hoger beroep in te stellen. Het hoger beroepschrift is pas op 4 januari 2021 ingediend. Van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan een langere termijn dan twee weken had moeten worden gegund, is niet gebleken. De rechtbank heeft de bewindvoerder van appellant er bij de tweede verzending van de uitspraak expliciet op gewezen dat de in de aangetekende brief vermelde termijn niet opnieuw aanvangt.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
7 december 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.