ECLI:NL:CRVB:2021:311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van Griend
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid van appellant in het kader van de Ziektewet na eerdere uitspraken van de rechtbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met blaasproblemen en later ook met fysieke klachten, had hoger beroep ingesteld tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die hem ongeschikt verklaarden voor zijn eigen arbeid. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant grotendeels herhalingen waren van eerdere procedures en dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat de informatie over de oogklachten van appellant niet leidde tot aanvullende beperkingen op de data in geding. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel over het opleidingsniveau van appellant en concludeerde dat de hoger beroepen niet slagen. De aangevallen uitspraken werden bevestigd en verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen.