ECLI:NL:CRVB:2021:315

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
20/2753 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet indienen van machtiging

Op 11 februari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/2753 WIA. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door [naam], tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 juni 2020. In deze procedure was appellante verzocht om binnen vier weken een schriftelijke machtiging in te dienen, zoals vereist volgens artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze termijn is door appellante ongebruikt verstreken.

Vervolgens is appellante bij aangetekende brief van 8 oktober 2020 opnieuw de gelegenheid geboden om de verlangde machtiging in te zenden, met een nieuwe termijn van vier weken. Ook deze termijn is door appellante niet benut. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn aangevoerd die een verontschuldiging voor het verzuim kunnen vormen.

Gelet op het feit dat het hoger beroep niet ontvankelijk is, heeft de Centrale Raad van Beroep zonder verder onderzoek beslist. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 februari 2021
20/2753 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 juni 2020, 19/1867.
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [naam] hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Bij brief van 7 september 2020 is aan [naam] verzocht binnen vier weken een schriftelijke machtiging als bedoeld in artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in te zenden. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
[naam] heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 8 oktober 2020 is [naam] nogmaals de gelegenheid geboden de verlangde machtiging in te zenden. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is [naam] erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat het (hoger) beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
[naam] heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2021.
(getekend) J.T.M. Zimmerman
(getekend) H. Alajai
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.