ECLI:NL:CRVB:2021:3160
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. G.M. Haring, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het college had op 27 mei 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen. Op 28 mei 2021 heeft mr. Haring namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het college heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad voor de Rechtspraak heeft vervolgens de zaak gesloten.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Awb, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Aangezien het college met de herziene beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten die appellante heeft moeten maken. De kosten zijn begroot op € 1.496,- voor de behandeling in beroep en € 748,- voor het hoger beroep, wat leidt tot een totaalbedrag van € 2.244,-.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 december 2021.