ECLI:NL:CRVB:2021:32
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 14 april 2015 ziekmeldde met psychische en lichamelijke klachten, had eerder een Ziektewet-uitkering ontvangen. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellante met ingang van 11 april 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante, en dat de door haar ingebrachte medische informatie niet leidde tot een andere conclusie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat de situatie van appellante in 2019 en 2020 niet relevant was voor de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid in 2017, en dat de eerdere beslissing van het Uwv niet in twijfel kon worden getrokken.