ECLI:NL:CRVB:2021:321
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering met bestuurlijke boete en overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering, alsook de oplegging van een bestuurlijke boete aan appellante, die als thuiswonende studerende is aangemerkt. Appellante ontving vanaf 1 oktober 2013 studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000, maar na een onderzoek door controleurs in opdracht van de minister, werd vastgesteld dat zij ten onrechte als uitwonende studerende was aangemerkt. De minister heeft daarop de te veel betaalde studiefinanciering teruggevorderd en een bestuurlijke boete opgelegd. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de controleurs niet bevoegd waren tot het doen van onderzoek naar haar woonsituatie. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de controleurs wel degelijk bevoegd waren en dat de resultaten van hun onderzoek aan de boete ten grondslag kunnen worden gelegd. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure met twee jaar en zeven maanden is overschreden, wat geheel aan de minister is toe te rekenen. Dit heeft geleid tot een vermindering van de boete met 30%, resulterend in een nieuwe boete van € 694,21. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de hoogte van de boete, en bepaalt dat de minister het griffierecht aan appellante vergoedt.