ECLI:NL:CRVB:2021:338

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
17/7049 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op ziekengeld en de rol van medische informatie in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de erven van een betrokkene die ziekengeld aanvroegen op basis van de Ziektewet (ZW). De betrokkene had zich ziek gemeld met psychische klachten en het Uwv had haar ziekengeld beëindigd omdat zij meer dan 65% van haar loon kon verdienen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat het niet mogelijk was om vast te stellen of de betrokkene recht had op ziekengeld, omdat zij niet had meegewerkt aan medisch onderzoek. In hoger beroep voerde de betrokkene aan dat zij op psychische gronden niet in staat was om de hoorzitting te bezoeken, maar de Raad oordeelde dat deze claim niet werd ondersteund door de medische informatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden de aanspraken op ziekengeld per 18 oktober 2016 buiten beschouwing had gelaten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.7049 ZW

Datum uitspraak: 16 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 september 2017, 17/362 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [betrokkene] (betrokkene) laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. A.M. Leenders, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 27 oktober 2020. Voor betrokkene is verschenen mr. Leenders. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
Deze zaak is gevoegd behandeld met de zaken 17/6928 ZW, 17/6929 ZW en 17/6930 ZW. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting is de behandeling gesplitst en is in de zaken 17/6928 ZW, 17/6929 ZW en 17/6930 ZW afzonderlijk uitspraak gedaan.
Na de zitting is gebleken dat betrokkene is overleden en heeft de gemachtigde van betrokkene meegedeeld dat de procedure wordt voortgezet.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is laatstelijk werkzaam geweest als boekhoudster voor 24 uur per week. Op 13 juli 2015 heeft zij zich ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft betrokkene in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft op 13 juni 2016 een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en op 30 juni 2016 een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 30 juni 2016 het recht op ziekengeld van betrokkene per 12 juli 2016 (lees:12 augustus 2016) beëindigd, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Betrokkene werd niet meer in staat geacht tot het verrichten van haar arbeid als boekhoudster, maar wel tot het vervullen van diverse andere functies.
1.3.
Betrokkene heeft zich op 11 juli 2016 opnieuw ziek gemeld met toegenomen klachten. In verband hiermee heeft zij op 11 juli 2016 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Op 18 juli 2018 heeft deze arts gerapporteerd dat betrokkene belastbaar was volgens de eerder opgestelde FML van 13 juni 2016.
1.4.
Op 29 augustus 2016 heeft betrokkene zich opnieuw ziek gemeld met toegenomen psychische klachten.
1.5.
Bij besluit van 27 september 2016 heeft het Uwv geweigerd betrokkene een ZWuitkering toe te kennen omdat zij geen gevolg heeft gegeven aan de uitnodiging om op het spreekuur van de verzekeringsarts te verschijnen. Om die reden kan het recht op ziekengeld niet worden vastgesteld. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit is door het Uwv bij besluit van 21 november 2016 ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 november 2016 ten grondslag.
1.6.
Op 19 oktober 2016 heeft betrokkene zich met ingang van 18 oktober 2016 opnieuw (met toegenomen klachten) ziek gemeld. Bij besluit van 2 november 2016 heeft het Uwv geweigerd om aan betrokkene een ZW-uitkering toe te kennen. Daaraan ten grondslag ligt de motivering dat betrokkene op 12 augustus 2016 weer arbeidsgeschikt was op grond van de ZW en dat niet is gebleken dat de mogelijkheden van betrokkene op 18 oktober 2018 waren afgenomen. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 20 januari 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft betrokkene zonder deugdelijke reden in de bezwaarfase afgezien van het medisch onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, al dan niet in combinatie met een hoorzitting, ondanks dat het Uwv heeft benadrukt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar wilde zien om haar medische situatie te beoordelen. In de primaire fase en de bezwaarfase heeft betrokkene geen medische informatie overgelegd, zodat de verzekeringsartsen van het Uwv geen onderzoek hebben kunnen verrichten naar de medische situatie van betrokkene op de datum in geding, 18 oktober 2016. Ook heeft betrokkene niet aangevoerd dat zij niet in staat was om naar de hoorzitting te komen. Het rapport van Trivium Plus van 20 april 2017 heeft volgens de rechtbank betrekking op een ander beoordelingskader en geeft geen aanleiding om de belastbaarheid van betrokkene per 18 oktober 2016 anders in te schatten.
3.1.
In hoger beroep heeft betrokkene aangevoerd dat het op de weg van het Uwv had gelegen om een huisbezoek af te leggen omdat zij te kampte met ernstige psychische problemen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft betrokkene verwezen naar de in het dossier aanwezige medische informatie, waaruit volgens betrokkene blijkt dat zij niet in staat is geweest om de hoorzitting te bezoeken.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Artikel 45j van de ZW luidt als volgt: ‘Indien voor het vaststellen van het recht op ziekengeld op grond van deze wet, in het kader van een ziekmelding voor de toekenning van ziekengeld op grond van deze wet, naar het oordeel van het Uwv een medisch onderzoek nodig is en de betrokkene niet meewerkt aan dat onderzoek blijven eventuele uit deze wet voortvloeiende aanspraken op ziekengeld op grond van deze wet buiten beschouwing, voor zolang het recht op ziekengeld niet kan worden vastgesteld.’
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet mogelijk was vast te stellen of betrokkene als gevolg van ziekte of gebrek recht had op ziekengeld. Het standpunt van betrokkene in hoger beroep dat zij op psychische gronden niet in staat is geweest om de hoorzitting te bezoeken, vindt geen bevestiging in de aanwezige medische informatie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat GZ-psycholoog A. Verbruggen en psychiater A. Gerards geen uitspraak hebben gedaan op de vraag of betrokkene in staat was om naar het spreekuur te komen. Zoals de rechtbank verder terecht heeft geoordeeld ziet de brief van Trivium Plus van 20 april 2017 op een ander beoordelingskader, waarbij van belang is dat ook uit deze informatie niet valt op te maken dat betrokkene op psychische gronden niet in staat was om de hoorzitting bij te wonen. Ten slotte is gebleken dat betrokkene wel in staat is geweest om te verschijnen op een hoorzitting op 2 januari 2017 op het kantoor van het Uwv in Heerlen. Hieruit volgt dat betrokkene er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat zij op medische gronden niet in staat is geweest om de hoorzitting van 20 januari 2017 bij te wonen. Dit betekent dat het Uwv op goede gronden de aanspraken op ziekengeld van betrokkene per 18 oktober 2016 buiten beschouwing heeft gelaten.
4.3.
De overwegingen in 4.2 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2021.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) B.V.K. de Louw