ECLI:NL:CRVB:2021:341
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanspraken op ziekengeld en de medewerking aan medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de erven van een betrokkene die een Ziektewet-uitkering (ZW) aanvroegen, maar deze was geweigerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) omdat de betrokkene niet was verschenen op het spreekuur van de verzekeringsarts. De rechtbank had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, en het Uwv had het bezwaar tegen de weigering van de uitkering eveneens ongegrond verklaard. De betrokkene voerde in hoger beroep aan dat zij ernstige psychische klachten had en dat dit haar verhinderd had om naar het spreekuur te komen. De Raad oordeelde echter dat de betrokkene niet met voldoende medische informatie had aangetoond dat zij om medische redenen niet in staat was om te verschijnen. De psycholoog en psychiater hadden geen uitspraak gedaan over haar vermogen om naar het spreekuur te komen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de proceskosten werden niet toegewezen.