ECLI:NL:CRVB:2021:354
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van appellante
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering per 7 maart 2017 niet te heropenen. Appellante, die voorheen als tandartsassistente werkte, heeft zich in 2010 ziek gemeld met rug- en beenklachten. Het Uwv had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling in 2017 concludeerde het Uwv dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante betwist deze conclusie en stelt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen, waaronder recente medische informatie van neuroloog M.M.E. Gosman en revalidatiearts J.H.G. Onstenk. De rechtbank heeft in eerste aanleg de beroepsgronden van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en de medische situatie van appellante adequaat had beoordeeld. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een juist beeld had van de medische situatie van appellante op de datum in geding. De rechtbank en de Raad hebben geconcludeerd dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellante, en dat de nieuwe medische gegevens geen aanleiding geven om aan de eerdere beoordeling te twijfelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.