ECLI:NL:CRVB:2021:45

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
18/2166 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. L.J.H.M. Achten, advocaat van appellant, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 maart 2018. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 16 september 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 20 oktober 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.

De Raad heeft het onderzoek ter zitting op 22 januari 2020 heropend en een deskundige benoemd, die op 12 augustus 2020 een rapport heeft uitgebracht. Aangezien het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven, heeft de Raad de zaak gesloten. De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten, omdat het bestuursorgaan volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.

De proceskosten zijn begroot op € 1.068,- voor verleende rechtsbijstand en € 43,40 voor reiskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld tot een totaalbedrag van € 1.111,40 aan kosten voor appellant. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 januari 2021
18/2166 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
14 maart 2018, 17/2400 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L.J.H.M. Achten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2020. Appellant is verschenen en bijgestaan door mr. Achten. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. Op 12 augustus 2020 heeft K.C. Rammeloo, verzekeringsarts, een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 16 september 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 20 oktober 2020 heeft mr. Achten namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 september 2020 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.068,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting bij de Raad komen tot een bedrag van € 43,40 voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.111,40.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
12 januari 2021
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) K.R. van Renswoude

CVG