ECLI:NL:CRVB:2021:531

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
20/917 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door het Uwv in het kader van Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellant, die als stucadoor werkte, had zich op 4 mei 2018 ziek gemeld met psychische klachten. Na een medisch onderzoek door het Uwv werd appellant per 23 juli 2018 weer geschikt geacht voor zijn arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar de Centrale Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde, waardoor de eerdere uitspraak werd bevestigd. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20 917 ZW

Datum uitspraak: 10 maart 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
29 januari 2020, 18/2988 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.M.J.P. Penners, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 9 februari 2021. Namens appellant is verschenen, R. Frèrejean, kantoorgenoot van mr. Penners. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Vangangelt.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als stucadoor voor 40 uur per week. Zijn dienstverband is op 21 maart 2018 geëindigd. Appellant heeft zich op 4 mei 2018 ziek gemeld met psychische klachten. Op dat moment ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2.
Op 19 juni 2018 heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Na verkregen informatie van de behandelend psychiater dr. J Alsality heeft de verzekeringsarts appellant per 23 juli 2018 weer geschikt geacht voor zijn laatst verrichte arbeid in de functie van stucadoor. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 24 juli 2018 de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van appellant per 23 juli 2018 beëindigd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 11 juli 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 oktober 2018 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de beschikbare medische gegevens en in wat appellant in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding gezien om aan te nemen dat de rapporten van de verzekeringsartsen tegenstrijdigheden bevatten of op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank de door appellant aangevoerde psychische klachten en zijn medicatiegebruik onderkend en
hierover inzichtelijk gerapporteerd en geconcludeerd dat de laatste informatie van de
psychiater, met betrekking tot de medicatiewijziging, consistent is met hetgeen de
verzekeringsarts bezwaar en beroep eerder gesteld heeft. Voorts heeft de verzekeringsarts
bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom hij van mening is dat appellant op de datum in geding geschikt is om zijn arbeid (weer) te verrichten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant voor de gronden verwezen naar wat hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd en verzocht deze gronden als herhaald en ingelast te beschouwen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
4.2.
De gronden in hoger beroep zijn een herhaling van wat appellant in de eerdere procedures heeft gesteld. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en met juistheid geoordeeld dat de desbetreffende gronden niet slagen. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden geheel onderschreven.
5. De overweging in 4.2 leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2021.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) A.M.M. Chevalier