ECLI:NL:CRVB:2021:623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na tegemoetkoming door Uwv
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder besloten om de WIA-uitkering van appellante per 2 mei 2016 te beëindigen. In hoger beroep heeft appellante verzocht om de WIA-uitkering in stand te houden. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 17 november 2020 een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar van appellante alsnog gegrond werd verklaard en de WIA-uitkering ongewijzigd werd voortgezet. Hierdoor is het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen procesbelang meer had; zij had immers bereikt wat zij nastreefde.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak op 19 maart 2021 geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, inclusief de kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De totale kosten zijn begroot op € 2.431,76, en het Uwv moet ook het betaalde griffierecht van € 170,- aan appellante vergoeden. De uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van griffier M. Graveland, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.