ECLI:NL:CRVB:2021:759
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante. Appellante, die zich op 29 juli 2008 ziek meldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Na een herbeoordeling door het Uwv, op basis van een medisch onderzoek uitgevoerd door de Deutsche Rentenversicherung, werd haar WGA-uitkering per 22 mei 2016 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft in hoger beroep de medische beoordeling van het Uwv getoetst. Appellante voerde aan dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was en dat haar beperkingen waren onderschat. De Raad benoemde een psychiater als deskundige, die concludeerde dat er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was aangenomen. De deskundige stelde diagnoses zoals paniekstoornis en borderline persoonlijkheidsstoornis, maar vond geen reden om de eerder aangenomen beperkingen te herzien.
De Raad oordeelde dat het rapport van de deskundige overtuigend was en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante. De rechtbank werd in haar oordeel gevolgd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.