ECLI:NL:CRVB:2021:836
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant met visusklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als afwasser werkte, had zich op 15 december 2011 ziek gemeld met visusklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had hem een WGA-uitkering toegekend, maar deze werd op 30 november 2015 beëindigd na een herbeoordeling. Appellant was van mening dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat en dat hij de geselecteerde functies niet kon uitoefenen vanwege zijn visusklachten en beperkte beheersing van de Nederlandse taal.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek dat aan het besluit van het Uwv ten grondslag lag voldoende zorgvuldig achtte. De Raad heeft deskundigen benoemd, waaronder een oogarts en een psychiater, die concludeerden dat de belastbaarheid van appellant correct was weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De deskundigen stelden vast dat er geen psychiatrische stoornis bij appellant kon worden vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies geschikt waren voor appellant. De Raad volgde de deskundigen in hun conclusies en oordeelde dat appellant in staat moest worden geacht de geselecteerde functies te verrichten, ondanks zijn klachten. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.