ECLI:NL:CRVB:2021:839
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen AOW-besluit na termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het beroep van de erven van betrokkene, die in Duitsland woonden, was niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank omdat het beroep tegen het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) te laat was ingediend. De Raad oordeelde dat de betrokkene zijn beroep na afloop van de wettelijke termijn van zes weken had ingediend, en dat deze overschrijding niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de beroepstermijn was aangevangen op 19 oktober 2016, na de bekendmaking van het bestreden besluit op 18 oktober 2016. De laatste dag van de beroepstermijn was 29 november 2016, maar het beroep werd pas op 6 februari 2018 ingediend, meer dan een jaar later. Betrokkene had in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd tegen de niet-ontvankelijkheid, en de Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het beroep en de uitspraak van de rechtbank.