In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellant, geboren in 1988, had een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze was eerder afgewezen door het Uwv op basis van de conclusie dat hij ondanks zijn beperkingen in staat was om te werken. Appellant stelde dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die de afwijzing onterecht maakten. De rechtbank had echter geoordeeld dat appellant geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had onderbouwd dat de eerder vastgestelde belastbaarheid van appellant correct was. De Raad concludeerde dat het Uwv de aanvraag terecht had afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagde.