Uitspraak
18.1626 WAJONG
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
V.M. Candelaria als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2021.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering niet te exporteren naar Turkije. Appellante, geboren in 1982, ontvangt een Wajong-uitkering en heeft verzocht deze uitkering naar Turkije te mogen exporteren. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van een onbillijkheid van overwegende aard die zou rechtvaardigen dat de hoofdregel, dat een Wajong-uitkering niet kan worden geëxporteerd, zou worden doorbroken. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank in haar oordeel. De Raad stelt vast dat appellante niet voldoende heeft onderbouwd dat er zwaarwegende redenen zijn om haar uitkering naar Turkije te exporteren. De door appellante aangevoerde omstandigheden, waaronder de afhankelijkheid van haar vader en de noodzaak voor een medische behandeling in Turkije, zijn niet overtuigend aangetoond. De Raad concludeert dat het Uwv op goede gronden heeft geoordeeld dat de omstandigheden van appellante niet voldoen aan de criteria voor toepassing van de hardheidsclausule zoals vastgelegd in de Beleidsregels. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent ook dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.