ECLI:NL:CRVB:2021:903
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en bewindvoering
Op 22 april 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een appellant die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2020. De Raad had in een eerdere uitspraak op 29 december 2020 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De appellant heeft verzet aangetekend, waarbij hij aangaf problemen te hebben met zijn bewindvoerder, die naar zijn zeggen niets deed met zijn post en de factuur voor het griffierecht. Ondanks de betreurenswaardige omstandigheden oordeelde de Raad dat het niet tijdig betalen van het griffierecht voor rekening en risico van de appellant komt. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in aanwezigheid van griffier E.M. Welling, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.