Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
8 augustus 2019 (oorspronkelijke besluiten).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin hun beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede ongegrond werd verklaard. Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en hadden eerder bijstandsaanvragen ingediend die door het college buiten behandeling waren gesteld. De appellanten hebben op 27 augustus 2019 opnieuw bijstand aangevraagd voor de periode van 1 juni 2019 tot 6 augustus 2019, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen op grond van het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat er wel degelijk nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen op de eerdere besluiten. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de door appellanten overgelegde stukken niet als nieuw gebleken feiten kunnen worden aangemerkt, omdat deze stukken eerder hadden kunnen worden overgelegd. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep verworpen, waardoor de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De uitspraak is gedaan op 10 mei 2022.