ECLI:NL:CRVB:2022:1402

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
20/586 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F. M. Rijnbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Goudkade, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingesteld naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 december 2019. Tijdens de zitting op 12 januari 2022 was appellant aanwezig, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. drs. F.A. Steeman. Na de zitting heeft het Uwv op 7 februari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het gedeeltelijk tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.

Op 31 maart 2022 heeft mr. W.J.A. Vis, als opvolgend gemachtigde van appellant, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Uwv heeft op 15 april 2022 aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad voor de Rechtspraak heeft vervolgens besloten om het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, en heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.297,40, inclusief reiskosten. De uitspraak is gedaan op 23 juni 2022 door F. M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 juni 2022
20/586 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
30 december 2019, 19/3087 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L. Goudkade hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgevonden op 12 januari 2022.
Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. F.A. Steeman.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft op 7 februari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 31 maart 2022 heeft mr. W.J.A. Vis, als opvolgend gemachtigde, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in twee instanties en de reiskosten die appellant in verband met de zitting in hoger beroep heeft gemaakt.
Het Uwv heeft met een brief van 15 april 2022 laten weten zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 februari 2022 geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep en € 759,- in hoger beroep. De reiskosten die appellant heeft moeten maken in verband met het bijwonen van de zitting bij de Raad, komen tot een bedrag van
€ 20,40 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.297,40.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.297,40.
Deze uitspraak is gedaan door F. M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ