ECLI:NL:CRVB:2022:1439
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/3829 AOW. Het hoger beroep was ingesteld door een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel in een brief van 3 november 2021 als in een aangetekende brief van 4 december 2021. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief betaald moest zijn. Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, kon de Centrale Raad van Beroep niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.