ECLI:NL:CRVB:2022:1555
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ZW-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante met ingang van 2 augustus 2019 een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Appellante, die zich eerder ziek had gemeld vanwege psychische klachten, had in 2019 opnieuw een ZW-uitkering aangevraagd na een toename van haar klachten, waaronder fibromyalgie en de ziekte van Sjögren. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet meer ongeschikt werd geacht voor de eerder geduide functies. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de conclusie van het Uwv konden weerleggen. De Raad benadrukte dat de diagnose fibromyalgie niet automatisch leidt tot een andere beoordeling van de belastbaarheid van appellante. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden had geweigerd om appellante per 2 augustus 2019 een ZW-uitkering toe te kennen, omdat er geen aanknopingspunten waren dat haar klachten zich al voordeden ten tijde van de datum in geding.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige medische beoordeling bij aanvragen voor ZW-uitkeringen en dat de verzekeringsartsen een goed beeld moeten hebben van de belastbaarheid van de aanvrager. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.