ECLI:NL:CRVB:2022:2399
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken beroepsgronden en niet tijdige betaling griffierecht
Op 9 november 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/4084 AOW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte en het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante, de erven [appellante] te [woonplaats] (Marokko), had eerder een brief ontvangen waarin zij werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 134,-. Ondanks herhaalde aanmaningen, waaronder aangetekende brieven op 11 januari, 11 februari en 18 augustus 2022, heeft appellante het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
Daarnaast is in de uitspraak vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat het beroepschrift de gronden van het beroep bevat. Appellante kreeg de gelegenheid om dit verzuim te herstellen, maar heeft ook deze termijn ongebruikt laten verstrijken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. Gezien het ontbreken van de noodzakelijke gronden en de niet-tijdige betaling van het griffierecht, werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met M.C.G. van Dijk als griffier. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.