ECLI:NL:CRVB:2022:2498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A.H. van Dalen-van Bekkum
- K.R. van Renswoude
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.A. van den Berg, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 20 december 2019 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/3002. Tijdens de zitting op 2 juni 2021 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. drs. F.A. Steeman. Na de zitting heeft het Uwv op 2 november 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop mr. Van den Berg op 21 november 2021 heeft gereageerd. Op 11 januari 2022 heeft het Uwv opnieuw een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft appellante op 18 januari 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, waardoor de intrekking van het beroep gerechtvaardigd was. De Raad heeft vervolgens de proceskosten van appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep beoordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.082,- voor bezwaar, € 1.518,- voor beroep en € 1.897,50 voor hoger beroep, met een vergoeding van reiskosten van € 13,- voor het bijwonen van de zitting op 2 juni 2021.
De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep was om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 4.510,50. Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken.