ECLI:NL:CRVB:2022:2498

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
20 / 544 WARZO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.A. van den Berg, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 20 december 2019 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/3002. Tijdens de zitting op 2 juni 2021 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. drs. F.A. Steeman. Na de zitting heeft het Uwv op 2 november 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop mr. Van den Berg op 21 november 2021 heeft gereageerd. Op 11 januari 2022 heeft het Uwv opnieuw een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft appellante op 18 januari 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, waardoor de intrekking van het beroep gerechtvaardigd was. De Raad heeft vervolgens de proceskosten van appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep beoordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.082,- voor bezwaar, € 1.518,- voor beroep en € 1.897,50 voor hoger beroep, met een vergoeding van reiskosten van € 13,- voor het bijwonen van de zitting op 2 juni 2021.

De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep was om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 4.510,50. Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 november 2022
20/544 WARZO, 21/4368 WARZO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
20 december 2019, 19/3002 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.A. van den Berg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2021 behandeld. Appellante is verschenen en bijgestaan door mr. Van den Berg. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman.
De Raad heeft het onderzoek heropend.
Het Uwv heeft op 2 november 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. De Raad heeft mr. Van den Berg op 8 november 2021 om een reactie gevraagd. Op 21 november 2021 is daarop gereageerd.
Het Uwv heeft op 11 januari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 18 januari 2022 heeft mr. Van den Berg namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 11 januari 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.082,- [1] in bezwaar, € 1.518,- [2] in beroep en € 1.897,50 [3] in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De gevraagde reiskosten van € 13,- [4] in verband met het bijwonen van de zitting bij de Raad op 2 juni 2021 komen voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.510,50.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op *.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) K.R. van Renswoude

Voetnoten

1.1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting van 28 maart 2019
2.1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting van 5 december 2019
3.1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor de zitting van 2 juni 2021 en ½ punt voor de nadere reactie (I34 en I37)
4.Volgens