In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die sinds 2015 arbeidsongeschikt is, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn gezondheidsproblemen onvoldoende zijn meegewogen door het Uwv. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80% is ingedeeld, met een arbeidsongeschiktheid van 71,22%. De Raad heeft de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep als zorgvuldig en volledig beoordeeld. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek van appellant om een onafhankelijke keuring af.